Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het verstand [57]dergenen, die het bezitten, is een [58]springader des levens; maar de [59]tucht der dwazen is [60]dwaasheid. 57. Hebreeuws, zijner meesters, eigenaars, heren, of bezitters; dat is dergenen, die dat hebben of bezitten, en daarmede begaafd zijn en gebruik daarvan hebben; zie Gen.14:13. 58. Te weten, die geduriglijk verlicht met lering, verkwikt met vertroosting, sterkt met vermaning, enz. zonder in zichzelven verminderd te worden; zie boven hfdst.10 vs.11. 59. Het Hebreeuwse woord musar is ook voor kwade tucht of onderwijzing genomen, Jer.10:8. 60. Te weten, die den dood medebrengt.